Deze verkorte versie van de legende is gebaseerd op het boekje “Dat Leven ende die passÍe van Kunera” dat werd uitgegeven kort na 1515. Het boekje is in 1988 herdrukt in een beter leesbaar lettertype. De opmerking uit 1515: “Dit boecxken vercoopt men in die stadt van Renen” was tot voor kort van toepassing maar is momenteel uitverkocht.
Onderaan deze pagina kunt u naar een korte documentaire kijken van RTV Utrecht over de legende Cunera .
De legende van Cunera leefde vooral onder de bevolking van Rhenen en verre omstreken ín de 15e en 16e eeuw. De legende zou teruggaan op bronnen uit de 4e eeuw!
Het verhaal begint bij kroonprins Aurelius van het koninkrijk York in Engeland. Hij werd rond het jaar 300 geboren en toen “dese Aurelius tot sinen jaren gecomen was” (volwassen geworden was) trok hij met een groot aantal medestrijders naar het Heilige Land om de heidenen aldaar te verdrijven. Maar Aurelius werd gevangen genomen en opgesloten in de kerker van de machtige sultan van Babylonië.
Florencia, de dochter van de sultan, vond Aurelius erg aardig en voorzag hem van eten en drinken. Na enige tijd werd zij verliefd op hem. Florencia bevrijdde “den jonghelinck uuter vanghenisse” en met medeneming van allerlei kostbaarheden vluchtte het stel naar York, Daar werd Florencia gedoopt en trouwde zij met Aurelius. Een Joodse meester in de astronomie, voorspelde dat het paar één dochter zou krijgen die “menich groot werc en mirakel sal doen”, kortom die veel goeds voor de mensen zou gaan betekenen en wonderen zou verrichten.
Aurelíus en Florencia kregen inderdaad een dochter; zij noemden haar Cunera.
ln 337 ging Cunera met haar nicht Ursula mee op bedevaart naar Rome. Ze reisden niet alleen, het boekje uit 1515 spreekt van “Elf dusent maechdekens”: maar liefst 11.000 meisjes! De terugreis verliep dramatisch. Bij Keulen werden de meisjes overvallen en allen werden gedood, behalve Cunera. zij werd gered door de koning van de Rijn Rabbodus, meestal koning Radboud genoemd. Hij nam Cunera mee naar huis, naar zijn paleis in Rhenen.
ln Rhenen leidde Cunera een voorbeeldig en deugdzaam leven. Cunera trok zich het lot aan van de vele arme mensen. Zij “quam si in rade ende dade te hulpen” en gaf hen de resten van het voedsel uit het paleis. Cunera werd daardoor zeer geliefd onder de bevolking. Ook koning Radboud raakte zeer op Cunera gesteld, zij was altijd vriendelijk en hulpvaardig. Hij vond haar zo betrouwbaar dat hij besloot haar alle sleutels van het huis in bewaring te geven.
Toen werd de vrouw van koning Radboud jaloers op Cunera. Zij “ghekreech grote nijdicheyt op haef’ en begon steeds vaker kwaad te spreken. Op een keer hadden Radboud en zijn vrouw met vrienden gegeten. Cunera had de tafel afgeruimd, de resten weggezet en het brood in haar schort gedaan. Kort daarna ging ze weg. De koningin zag haar weggaan en ook dat Cunera haar schort “met spijse gheladen” had. De koningin vertelde dat meteen aan Radboud. Die werd kwaad op zijn vrouw. Om haar te confronteren met haar onheuse gedrag riep hij Cunera terug en beval hij haar te laten zien wat ze in haar schort verborg.
Cunera bad tot God om haar te helpen en toen ze haar schort open deed bleek het brood in houtspaanders te zijn veranderd. Daarop verbood koning Radboud zijn vrouw nog langer kwaad te spreken over Cunera. De koningin werd nu nog jaloerser. Samen met haar dienstmeisje bedacht ze een plan om Cunera te vermoorden.
Op de 28″ oktober van het jaar 340, toen koning Radboud met zijn vrienden op valkenjacht was, wurgde de koningin Cunera met hulp van haar dienstmaagd. Ze gebruikten daarvoor een halsdoek die van “sonderlinghe wonderlicke maecsele” was en begroeven haar in de paardenstal. De koningin vertelde haar man bij thuiskomst dat de ouders van Cunera waren gekomen om haar op te halen. Ze hadden geen tijd gehad om op Radboud te wachten en waren alweer vertrokken.
De paarden werden door de knechten naar de stal gebracht, waar Cunera begraven lag, maar die wilden er met geen mogelijkheid naar binnen. Ze werden echter wel zonder problemen naar een andere stal gebracht. ’s Avonds ging een stalknecht de lege stal binnen en zag daar brandende kaarsen staan in de vorm van een kruis. Hij haastte zich naar koning Radboud om te vertellen wat hij gezien had. Radboud en zijn knechten zagen in de stal vers omgewoelde aarde en groeven vervolgens het lichaam van Cunera op. Het bleek Radboud al gauw dat zijn vrouw hier de hand in had gehad en hij “pijnigde die coninginne sonder ghenade al so seer dat si als een uutsinnich wijf 3 daghen lanck al rasende” langs de wegen liep voor zij zich van de (Grebbe?)berg afstortte en de dood vond. Ook de dienstmaagd werd zwaar gestraft: zij “wert in een groot vuer verbrant”.
Vele jaren later, rond het jaar 700, kwam bisschop Willibrord, de eerste bisschop van Utrecht, Ín Rhenen op doorreis naar Keulen. Er werd hem verteld van de wonderen die sinds de dood van Cunera bij haar graf geschiedden. Niet alleen konden doven weer horen, blinden weer zien en kreupelen weer lopen. Ook krankzinnigen kregen “weder haer verstant’, degenen die “scipbrueckich geweest zijn op der zee zijn by haer hulpe weder te lande ghecomen” en veel mensen met keelziekten en zieke paarden werden genezen. Aan deze “mirakelen” kwam maar geen einde. Bisschop Willibrord was zeer onder de indruk en beloofde op de terugreis langs te komen om met Gods wil Cunera heilig te verklaren.
Na zijn bezoek aan Keulen kwam Willibrord “weder te schepe den rijn afghevaren”. Hij was echter zijn belofte vergeten. Bij Rhenen gekomen stak er plotseling een hevige storm op. Willibrord bad God om hulp en de storm ging even plotseling liggen als dat hij gekomen was. Willibrord herinnerde zich zijn belofte en meerde aan in Rhenen.
De bisschop groef het lichaam van Cunera op en ruim 360 jaar na de moord vond hij haar ongeschonden in het graf met om haar hals nog steeds de doek waarmee zij was gewurgd. Vol eerbied nam hij het waardige lichaam uit het graf en onder gezang van priesters droeg hij haar naar een schrijn in de kerk. Cunera werd heilig verklaard. Willibrord stelde twee gedenkdagen in: 28 oktober, de dag van haar lijden en sterven en l2juni, de dag van haar heiligverklaring.
“Hier eyndet die legende vander heylighermaget Kunera”.
Talrijke pelgrims zijn op bedevaart naar Rhenen gekomen om de heilige Cunera te eren, haar om hulp te vragen, om te bidden en om Cunera te danken voor de wonderen die zij verrichtte.
ln het 2″ deel van het (herdrukte) boekje uit 1515 staan een 40-tal “mirakelen” nauwkeurig beschreven. De pelgrims kwamen uit alle windstreken, zoals een man met een paard uit “Jutfaes”, een “joncfrou uit Perthegael”, een “wijf (=vrouw) van Montfoert”, mensen uit “Gorcken’1, Appeldoerne, Tiel, Ziercksee”, een Jonc kint” uit “Oesterbeke bi Aernhem”, Keulen, van de “Velue, de Betu” enz.
De wurgdoek waarmee Cunera werd gedood is bewaard gebleven; hij is te zien in Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht De schedel van Cunera wordt bewaard in het altaar van de Oud-Katholieke St Gertrudis Kathedraal, ook in Utrecht.